Die dag in 1989 staat nog steeds in mijn geheugen gegrift. Het is de dag waarop ik mijn tante een kleine kwetsuur bezorgde. Met pap en mam bezocht ik haar in haar prachtige villa met zwembad en tennisbaan in de achtertuin. Mijn tante, ze viel elke dag onder de noemer ‘Schoeeen’! (Vertaling: ‘mooi’) Minutieus gecoiffeerd kapsel, lange nagels tot in de puntjes gelakt, zongebruind en ‘eedere daag un schoeen pekske aan’ (vertaling: ‘iedere dag een mooi pakje aan’).
En toen zag ik het. Ze had een element toegevoegd aan haar onberispelijke uiterlijk. Ze had nieuwe wenkbrauwen. Ze waren getekend, getatoeëerd heet dat met een duur woord, leerde ik later. Zoiets had ik nog nooit gezien. Hoe moest ik hierop reageren? Ik moest haar uiteraard een compliment maken. Zo ben ik. Ik opende mijn mond – bedacht me - en sloot deze vervolgens uit voorzorg abrupt. Mijn moeder moedigde mij aan. Verwachtingsvol: ‘Ja Daan zeg het maar…’ (Ze verkneukelde zich: Daan gaat iets liefs zeggen!!!) Ik kon niet meer terug. Ik sprak blozend: ‘Zek tante waat hebst dich met dien wenkbrauwen gedoan? Dich lieekst zoee een bitje op een clown!’ (vertaling: ‘Zeg tante, wat heb je met je wenkbrauwen gedaan? Je lijkt zo een beetje op een clown!’)
Stilte... Pijnlijke soort. Ze trok haar rechter wenkbrauw langzaam op, waardoor ik deze nog wat beter kon bestuderen. Gelukkig deed de wenkbrauw het nog en had ze zichzelf geen onherstelbaar letsel berokkend. Toen trok ze haar neus op, stak een Peter Stuyvesant op en begon met een siddering in haar stem over een ander onderwerp. We hebben er nooit meer over gepraat. Later ben ik helemaal gewend geraakt aan haar wenkbrauwen en vond ik ze ook echt schoeen! Maar wat wist ik nu in 1989? Ik was nog maar een kind… En zeg nu zelf: clowns hebben toch óók getekende wenkbrauwen?! Toch kreeg ik het thuis die bewuste dag flink te verduren. Eerst in de hoek en toen zonder eten naar bed. Ik kon er niets aan doen, ik wist gewoon niet dat het de laatste mode uit Parijs was! Nu stam ik uit een geslacht van buitengewoon elegante vrouwen. Ikzelf voelde me altijd het lelijke eendje van de familie en had al helemaal geen verstand van mode. En zo kleedde ik mij. Ik droeg mijn lot met trots: soldatenkistjes, coltrui, colbertje met gaten. Ik begrijp niet hoe mijn ouders mij voor elkaar hebben gekregen. Misschien ben ik de dochter van de melkboer, net als Lilianne Ploumen?
Ik voelde me altijd een beetje de mindere te midden van al die elegantie. Maar op een dag veranderde alles. Ik werd dikke vriendinnen met mijn tante! De vonk sloeg over toen we met de familie aan tafel zaten op een van de gezellige dinsdagavonden waarop we bij elkaar kwamen. Mijn opper-elegante tante stak een sigaret op, roken dat kon ze ook nog ‘schoeen’! Ik kon niet achterblijven. Wijdbeens en onderuitgezakt stak ik een shaggie op. Tante sprak toen met een big smile de historische woorden: ‘Mer Danielle dich raukst auch neet erg elegant. Kiek, dich most det zoee doan.’ (Vertaling: ‘Maar Danielle, jij rookt ook niet erg elegant. Kijk je moet dat zo doen!’) Ze nam een trekje en ademde met onnavolgbare souplesse de rook richting plafond. We hadden er allemaal schik in en het ijs was volledig gebroken. Later schreef ik columns. Mijn tante werd een van mijn eerste fans en ik genoot op mijn beurt enorm van haar grappige verhalen over mensen in het Weert van vroeger. We hadden elkaar helemaal gevonden, op de inhoud. En zelfs ik begon me – geïnspireerd door haar - wat eleganter te kleden. Ik verruilde mijn rafelige Tweed-colbert voor echte ‘kledjes’ (jurkjes), begon mijn lippen te stiften en droeg zo nu en dan zelfs nagellak! Ik werd een soort anti-diva tussen de diva’s in de familie. Mijn wenkbrauwen zijn nog borstelig, maar wie weet wat de toekomst brengt!
* Deze column is gepubliceerd met volledige instemming van mijn elegantste tante, die er inmiddels ook hartelijk om kon lachen.
Comentários