top of page
daniellestals

Herinneringen uit een psychiatrische kliniek

Momenteel volg ik een schrijfopleiding aan de Schrijversacademie in Amsterdam. Super tof! Iemand vroeg laatst: 'Daan, wat post je weinig blogs op social media.' Ik antwoordde: 'Nou ik ben razend hard aan het schrijven en heb voor mijn opleiding elke week een paar uur huiswerk. De nieuwgierigheid van enige mensen werd gewekt: 'Wat schrijf je zoal op die opleiding?' Bij deze deel ik een paar schrijfoefeningen die als drieluik te lezen zijn en ook als afzonderlijke stukken. Gebaseerd op enige ontmoetingen die ik had ooit in een psychiatrische kliniek. In deze stukken lopen feit en fictie door elkaar


Een drieluik met drie afzonderlijk te lezen delen...



Schrijfoefening 1: ik moest een persoon kiezen die ik ooit had ontmoet  en over de persoon schrijven in een mengeling van waargebeurd en fictie. Dat met de mier en de wasbak, is bijvoorbeeld letterlijk gebeurd en nog meer dingen in dit stukje 😊


De sporen van Nederlands Indië waren diep verankerd in zijn DNA. Meneer H. leed aan herinneringen. Ik ontmoette hem in 2006. Hij vertelde me dat hij generaal was geweest bij de luchtmacht en dat hij had gevochten in Nederlands-Indië. Zijn nachten waren vermoedelijk het ergst. Zijn gegil klonk dan door de gangen. Misschien rook hij in het holst van de nacht weer de geur van het verschroeide vlees en het vliegtuig dat in brand vloog. Alsof alles vannacht weer opnieuw gebeurde.



Maar overdag was meneer H. een held. Met edele heldenmoed had hij de psychiatrische kliniek omgebouwd tot een slagveld waar hij hoogstpersoonlijk de commando’s uitdeelde. Hij beschermde alle bewoners en bezoekers tegen het etterende kwaad dat de wereld teisterde. Overdag was hij niet bang. Zijn levensmotto: ‘We have nothing to fear but fear itself’, van zijn grote inspirator Franklin D. Roosevelt. Meneer H. creëerde vanmiddag in de huiskamer van de kliniek een hinderlaag door 4 stoelen tegenover elkaar te zetten. Hij ging achter een stoel zitten en riep een medepatiënt: ‘Kameraad, zoek dekking! Ze komen eraan!’


Gisterenavond stond hij bij de wasbak in zijn slaapkamer, toen ik op de gang voorbijkwam. “Pssttt kom es kijken…”, fluisterde hij. Hij keek ongedurig om zich heen om te zien of er misschien stiekem nog iemand meeluisterde. ‘We worden bespioneerd!’ Hij wees in de wasbak… daar kroop een mier. “Kom maar met mij mee! Ik bescherm je.” En hij nam me vaderlijk bij de arm. Ik glimlachte. Het was tragisch en tegelijk komisch. Ik vroeg een verpleegster of het waar was dat hij generaal was geweest. Het was waar vertrouwde ze me toe. Pijnlijk waar. Meer kon ze niet zeggen.



Ergens deed Meneer H. denken aan Don Quichotte die tegen windmolens vecht. Zijn gezicht leek een beetje op dat van de Grote Vriendelijke Reus (GVR) van Roald Dahl. Hij had ook levensgrote oren die hij kon bewegen. Alle mensen die de kliniek in en uit kwamen kregen een rol in zijn hoogsteigen oorlogsfilm. Gisteren was mijn vader bij mij op bezoek. Toen hij binnenkwam sloeg Meneer H. mijn pa op zijn schouder: ‘Och makker, wij hebben nog samen gevlogen in Indië.’ ‘Ja, dat weet ik nog goed’, speelde papa mee. Samen rookten ze vervolgens gebroederlijk een sigaret… Hoewel ik kampte met een zware depressie keek ik elke dag mijn ogen uit, daar in de kliniek.

 

Schrijfoefening 2: laat je personage naar een liedje luisteren en schrijf er een scene over. Het liedje werd goodnight Saigon van Billy Joel:


Meneer H. schuifelt zijn slaapkamer binnen en knipt het nachtlampje bij zijn bed aan. Hij trekt zijn pantalon en overhemd uit en legt ze over de stoel. Dan haalt hij een verse zijden pyjama uit de kast, die geurt naar wasmiddel. ‘I’m the boy in the striped pyjamas’, mompelt hij glimlachend in zichzelf. Meneer H. zet de radio aan. Zijn avondritueel. Opeens hoort hij het… het geluid van de wieken van de helikopters. Het komt uit de radio! ‘Zoek dekking kameraden!,’ roept meneer H. tegen niemand in het bijzonder. Hij verschuilt zich snel achter de zijkant van de kledingkast.


Vanuit de boxen van de radio begint Billy Joel te zingen: We met as soulmates on Paris Island, we left as inmates from an asylum… ‘Ik moet het hoofdkwartier waarschuwen’, denkt meneer H.. Hij rent de gang op, zijn oude knieën kraken. De oud-generaal stormt het hoofdkwartier binnen, vanavond het kantoor waar de verpleging zit. ‘Ze zijn er! De helikopters!’ ‘Rustig maar meneer Hofstede, alles is goed. U kunt rustig gaan slapen. Het is maar de radio’, zegt de verpleegster. Ze neemt hem in de arm en brengt hem terug naar de slaapkamer.


Al gauw verdwaalt meneer H. weer in de nacht. Nog steeds – 60 jaar na de oorlog in Nederlands-Indië – heerst de Grote Vijand meedogenloos over de nachten van meneer H. They ruled the night… and the night seemed to last as long as…. 60 jaar inmiddels. Ze waren er nog steeds. De beelden, de geuren, de onverdraagbare geluiden. Levensgroot. Het vliegtuig dat neerstortte, het vliegtuig dat in vlammen opging. Lijken die in plastic gerold werden. Ze kregen allemaal een nummer. Ze waren in zekere zin allemaal een nummer, dood of levend. Daar in Indië. Er was vannacht weer de misselijkmakende geur van verminkte lichamen, zijn beste kameraad die in 100 stukjes over het weiland lag verspreid. En toen het aller akeligste… De kinderhoofdjes… Dat gaf de genadeklap.

Meneer H. gilt het uit.


De hoofdzuster stormt de slaapkamer binnen. ‘Meneer Hofstede u bent veilig. Hier neemt u dit pilletje maar.’ ‘Wwwat zit daarin?...’, vraagt hij verschrikt. ‘Het is maar een slaappil’. Met bibberende hand steekt hij het in zijn mond. Dan volgt een bevrijdende droomloze slaap. 

Ik heb het lied Goodnight Saigon van Billy joel gebruikt: https://www.youtube.com/watch?v=Qjzjhl-QztE

 

Schrijfoefening 3: Je personage ontmoet een ander personage. Schrijf een scene waarin de twee elkaar ontmoeten


W. was ooit een genadeloos begaafd jongetje. Hij droomde ervan later astronoom te worden. Elke dag leefde hij met zijn hoofd tussen de sterren. Totdat zijn hoofd verdwaald raakte in een absurdistisch theaterstuk dat nooit meer stopte. W. werd eens wakker met een zendertje dat in zijn kies was geplaatst terwijl hij sliep. Sinds die dag werkte hij voor de CIA en registreerde met dat zendertje alles wat mensen zeiden en deden.


W. schiep sindsdien zijn hoogsteigen sterrenstelsels die steeds verder afdreven van de planeet aarde. Hij werd door de mensen niet meer begrepen. Bij iedere crisis lieten meer dierbaren hem los. Ze konden het niet zien. De enige die hem niet losliet was zijn vrouw. Zij liep telkens een stukje mee zijn wereld in, omdat ze hem wilde blijven begrijpen. Koste wat kost. Nu waren ze dus niet meer alleen verbonden in de echt, maar ook in de ‘onecht’.


Sinds een tijd is W. weer in het ziekenhuis. Op Tv zag hij het nieuws over een aanslag door moslimterroristen. W. is rechtstreeks verbonden met alles wat er op Tv gebeurt. Naar aanleiding van de schokkende beelden besloot hij spontaan moslim te worden, onder het mom van If you can’t beat them, join them. Sinds een paar dagen loopt hij met een hoofddoek door de kliniek en begroet mensen met een vriendelijk Allahu Akbar. ‘Allah is groot’, vertaalt hij voor de medepatiënten die hem niet-begrijpend aankijken. Opzichtig bidt hij vijf keer per dag op een handdoek met zijn gezicht naar Mekka in zelfverzonnen Arabisch. En dat midden in de huiskamer. Steeds meer bewoners grinniken erom. Kijk die gek!


Vandaag aan het ontbijt springt W. plots op van de eettafel. ‘Spot maar met me. Jullie zijn allemaal vijanden van God! Ik heb de wereld niets meer te zeggen! Mijn Grote Zwijgen begint vandaag! Bij Allah… ik zal jullie doodzwijgen…’ Hij rukt de hoofddoek van zijn hoofd en bindt hem nu rond zijn mond. Monddood is hij. Meneer H. springt onmiddellijk op. ‘Kameraden onze gijzelaar ontsnapt!’ Hij werpt zich met zijn volle gewicht op W., die blijft zwijgen als het graf.


Daar komt de hoofdzuster. ‘Meneer Hofstede!! Nu is het afgelopen. U neemt uw pilletjes of u gaat naar de isoleercel!’ Meneer H. roept: ‘Ik laat me niet door u vergiftigen! Straks trakteer ik u op een Molotovcocktail!’ Drie verplegers duiken op meneer H. en slepen hem richting isoleercel. Op de gang sta ik in de deuropening van mijn slaapkamer. “Meisje! Meisje! Ik moet naar de gevangenis, erg he?...’ Hij kijkt nog een paar seconden achterom in haar ogen. Dan sluit de deur zich.

 

 

 

Comentários


bottom of page