Vorige week schreef ik jullie een verhaal over Joyce Farah uit Aleppo, die taarten bakt met een vleugje Syrië, in de bieb. Joyce stampt in Nederland een mooi en indrukwekkend leven uit de grond. Een wederopbouw in een land dat niet eens haar thuisland is. Natuurlijk zijn we met z’n allen dol op succesverhalen. Ze zeggen ons dat ook wij alle ellende te boven kunnen komen, met wilskracht en een positieve instelling. Joyce heeft wel ergere dingen meegemaakt en zij kan het toch ook?!
Nu de andere kant van de medaille.

Er moet mij iets van het hart. Ik heb iets verzwegen. Ik interviewde een tijd geleden nog iemand. Een rapper uit Syrië. Hij was al even bevlogen als Joyce, maar ook boos. Boos op de man die zijn leven regeerde, boos op de oorlog. Zijn raps vormden een protest tegen het regime van de dictator Assad. Vanwege zijn mening en zijn – in Assads ogen –verderfelijke muziek, moest de rapper zijn land ontvluchten. Hij was zijn leven niet zeker.
Raqqa-qqa-qq-qa Voordat ik het interview inging, bekeek ik de video-clip bij een van zijn nummers. ‘She was sleeping’. heette het nummer. Over een vriendin van de rapper die terwijl ze sliep, stierf in een bombardement. In de video werd de Syrische stad Raqqa voor mijn ogen compleet met de grond gelijk gemaakt. Raqqaaa- raqaqaqaaaa- raqqaaa –raqqaqa gingen de mitrailleurs. 15 keer bekeek ik de clip. 15 keer stortte de stad ineen. Daarbij klonk de rap uit de gepijnigde ziel van de jongen. In het Arabisch met die scherpe, snijdende harde G. Zijn woede, de pijn, de angst, de oorlog. Alles bij elkaar kwam het extreem luid en ongelooflijk dichtbij bij mij binnen.
Oorlog Daarna sprak ik met de rapper, die overigens Mohammad Sallam heet…. We spraken over de oorlog, ik zag de beelden van de video weer voor me. En toen gebeurde er dit: halverwege het gesprek kreeg ik buikpijn en verschrikkelijke angst. Even dacht ik dat ik gek werd. Rook de rapper niet een beetje naar de oorlog? Ineens voelde ik het … hoe oorlog voelt. Het is een gevoel zo oud als de mensheid. Het voelde die dag alsof de oorlog in hoogsteigen persoon naast me zat. In de vorm van de rapper. Even kon ik voelen wat hij voelde. Ik moest denken aan de reclame die vroeger - tijdens het zappen - voorbijflitste in het reclameblok: ‘Je kunt een kind uit de oorlog halen, maar je kunt de oorlog niet uit een kind halen.’ En dan nu terug naar de studio met Caroline Tensen!
Zo was het. Ik zat daar en ik zag in een visioen de menselijke geschiedenis aan me voorbij trekken. Ik hoopte op liefde, maar voelde vandaag de onbedaarlijke en oorverdovende verwoesting, de pijn, de hyperventilerende angst. De waanzin. Niemand vindt oorlog leuk, eigenlijk willen we allemaal liefde. Maar ik zag ook de onmacht van de mens om écht te veranderen. Ik heb het interview niet uit kunnen schrijven. Ik kon het niet. Het was te groot. Het was een indrukwekkende, getalenteerde en lieve jongen. En nu schrijf ik toch een verhaal over hem.
DNA Ik besef dit: de oorlog is niet alleen zijn geschiedenis, maar ook mijn geschiedenis. Daarom kan ik het kennelijk ook voelen. Het zit in mijn DNA. Ik ben immers mens. De oorlog is nu daar, maar straks misschien hier. Als ik hém nu opvang, vangt hij míj dan op als het ooit nodig is? Want laten we het eens omdraaien: wat als hier de pleuris uitbreekt en ik moet vluchten naar Syrië? Bakt Joyce Farah daar dan een lekkere taart voor me om me welkom te heten?
De rapper vertrouwde me toe:
‘Soms voel ik me eenzaam. Ik vind het moeilijk om echt met Nederlanders in contact te komen. Als vriend bedoel ik. Dat zou ik graag willen.’
Ik dacht erover na. Ik ken mensen die graag met vluchtelingen omgaan. Ze leven enorm mee. Als vrijwilliger, docent, hulpverlener, psycholoog. Maar ook als vriend? Of is dat moeilijker? Komt de oorlog dan dichterbij? Neemt de oorlog dan als een virus bezit van je?
Nieuwe buurman Ik kan het in elk geval aanbevelen! Bevriend zijn met een vluchteling. Anderhalf jaar geleden haalde ik een nieuwe buurman in huis. Met zijn hoed en zijn vriendelijke grote ogen, liep hij mijn leven binnen. Ik dacht: ‘Wat een aandoenlijke jongen. Die wil ik helpen.’ Dus nam ik hem als buurman. Hij kwam hier uit het verre Iran. Gevlucht. Onderweg gevangen gezet, weer vrijgelaten. Hij bestuurde uiteindelijk de boot met 30 andere vluchtelingen richting Griekenland… Je weet wel, die boot die je voorbij zag komen in het 8-uur-journaal. Die boot kwam ineens mijn huiskamer binnen zeilen. Ik werd er stil van. Hij is vernoemd naar de profeet. Net als de rest van het mannelijke Moslim-geslacht – en net als de rapper die ik zojuist aan je voorstelde - heet hij namelijk Mohammad. Niets bijzonders.
Van de achterkant heet hij echter Attar. Zeer bijzonder, zo blijkt. Ik vertelde hem eens dat ik de gedichten van de Perzische dichter Rumi zo mooi vind. En dat we hier eigenlijk veel te veel met onszelf en onze superieure cultuur bezig zijn, maar ook eens moeten kijken naar welke mooie boeken ze in dat verre Oosten ooit hebben geschreven. Enige eeuwen terug bijvoorbeeld, toen de Perzen (de huidige Iraniërs) mijlenver op ons voor liepen, terwijl wij ons kostelijk vermaakten met kruistochten. ‘Dan moet je Attar lezen’, zei Mohammad, ‘Een Perzische dichter en filosoof uit de twaalfde eeuw. Naar die dichter ben ik vernoemd!,’ zei hij trots.
De verandering Ik heb het gedaan. Het verhaal van Attar heeft mij veranderd, net zoals mijn buurman mij veranderd heeft. Mohammad de kunstenaar, de romantische ziel die prachtige kunstwerken maakt, gunt mij een andere kijk op de wereld. Met zijn kunst, met zijn verhaal, met zijn achtergrond en met zijn aanwezigheid. The conference of the Birds, heet het boek van de dichter Attar uit de twaalfde eeuw. Pure mystiek. De boodschap is goddelijke liefde. Het is een les die zowel Westers als Oosters is. Universeel. Alles is liefde, dat is het uitgangspunt. Alle andere dingen: het conflict, de pijn verzinnen we erbij. Het boek wijst echter de weg naar liefde.
Het zegt dat je de meeste pijn en ellende in je leven pas achter je kunt laten als jij je ego durft los te laten. Het ego zit ons voortdurend in de weg. Het ego strijdt tegen de ander, ziet spoken en vijanden, zonder dat het zich realiseert dat de ander gewoon een andere versie van ‘jezelf’ is. Er is geen ‘oost’, er is geen ‘west’.
Stop die strijd De ware strijd is de strijd in jezelf. Stop die strijd en stop met de oorlog in jezelf. Doof die innerlijke criticus die zegt ‘je bent niet goed genoeg!’, ‘je bent een slecht mens’, ‘je hebt helemaal geen talent’. Het is dezelfde criticus die over anderen oordeelt, die zegt dat ZIJ dom of slecht of ongetalenteerd zijn. Dat ge-oordeel de hele tijd! Iedereen heeft er een hekel aan. Niemand wil dat er over hem geoordeeld wordt, maar we oordelen wel constant over elkáár. Heb jezelf eens lief en heb dan ook de ander echt lief in al zijn menselijke kwetsbaarheid en onbeholpenheid. Ook al is hij onvolmaakt, ook al leeft hij compleet in zijn ego. Want jouw verhaal is mijn verhaal. Jouw oorlog is mijn oorlog. Als iedereen van zichzelf houdt- en daarbij van de ander - leven we morgen in het paradijs. Dat zegt die eeuwenoude les van de oude Attar. En die les haalde ik zomaar in huis. In de vorm van de jonge Attar die mijn leven veranderde. Wees niet bang voor de ander. Haal vooral eens een vluchteling in huis! It’s a life changing experience.
Comments