Kijken in mijn ziel. Dit is een essay dat ik ooit (in 2010) schreef voor mijn psycholoog. Eens even lekker voyeren in mijn dwangneurose die ik inmiddels heb overwonnen. Voer voor psychologen! :-) Een dierbare waarschuwde mij: 'je moet niet zo openlijk schrijven over je depressie. Je weet hoe de mensen denken. Geestesziekten zijn taboe.' Zolang er een taboe heerst rond volksziekte nummer 1 zal ik er zo nu en dan over schrijven. Ik wil zeggen: je kunt heel diep gaan, maar je kunt ook uit je as herrijzen en een prachtig leven opbouwen na die depressie. Zolang iedereen blijft zwijgen - en doet alsof het allemaal schande is - houden we alle taboes in stand. Wist je dat in nederland 1 miloen mensen anti-depressiva slikken? Mijn depressie was een belangrijk deel van mijn leven en ze heeft me gevormd tot de mens die ik nu ben. Ik had het ondanks de pijn niet willen missen.
En bovendien: het is nu al 11 jaar geleden. De aflopen 11 jaar waren gelukkige tot zeer gelukkige jaren, net als de 24 jaar voordat ik depressief werd trouwens.
In mijn vorige verhaal uit de rubriek Op de divan schreef ik enige gedachten op over Jean-Paul Sartres filosofie van de vrijheid. Het woord vrijheid klonk voor mij letterlijk bevrijdend, misschien kon een diep geloof in mijn al te menselijke vrijheid me lostrekken uit de grijpgrage klauwen van dwanggedachten en de angst om mijn dromen waar te maken. Het geloof in vrijheid deed me goed, al belastte het me dan met veel verantwoordelijkheid voor mijn leven en werd ik af en toe beslopen door schuldgevoelens omtrent mijn enigszins labiele toestand: ik had er immers zelf voor gekozen mezelf en anderen tot last te zijn, en dat voelde immoreel.

Psychologie Magazine
Vorige week woensdag, vlak voor het slapen gaan word ik op brute, angstaanjagende wijze uit mijn vrijheidsroes wakker geschud. Ik lees in mijn lees-slaap-en-droom-bed, het Psychologie magazine van deze maand. Themanummer: Bevrijd jezelf ! staat op de voorkant, een bevel dat nogal in contrast lijkt met de filosofie van het tijdschrift. Op de cover, maar ook aan de binnenkant, slaat de Psychologie namelijk vaak een nogal dictatoriaal toontje aan, en tussen de regels door lijkt onze aller-eigenste denkvrijheid voor haar niet wenslijk, al hebben de lezeressen dat misschien niet altijd door omdat ze zich gewillig laten brainwashen door de redactie. Want veel mensen verorberen voorgekauwde ideeën als hapklare snacks, tussen de boodschappen, de kant-en-klaar-maaltijd en het tienuurjournaal door, want ach, ‘we moeten zelf al zoveel keuzes maken.’
De lezer wordt dus door Psychologie magazine steevast opgedragen bepaalde dingen te doen of te laten. Ik noem maar een greep uit de imperatieve zinnetjes die nu weer op het voorblad te vinden zijn: Laat je ego los!, Bevrijd je van frustraties!, Vergeet jezelf! klinkt het dreigend. Alle opdrachten negerend blader ik nieuwsgierig door naar bladzijde 50, want daar staat een stuk dat gaat over de vraag: hoe vrij zijn we eigenlijk? Het lijkt me een welkom voortborduursel op het thema van Sartre.
Wetenschap
Het artikel begint inderdaad met de constatering dat filosofen door de eeuwen heen voortdurend in de clinch lagen met deze vraag. Op onverwarmde zolderkamertjes schreef menig wijsgeer stapels verhandelingen en boeken met als thema onze denk-voel-en-handel-vrijheid. En de meest geleerde koppen konden het er maar niet over eens worden of wij mensen nu vrij waren of niet.
Maar nu vertelt Psychologie magazine ons trots dat ‘de wetenschap’ (lees:psychologie) de filosofie sinds kort heeft ingehaald. Er zijn namelijk twee baanbrekende psychologieboeken verschenen op dit gebied: De vrije wil bestaat niet van een Amsterdamse hoogleraar cognitieve neurowetenschappen en The illusion of conscious will van een Harvard-psycholoog.
Eerst wordt er geschermd met een experiment waarin mensen filmpjes van trage bejaarden met een rollator te zien kregen, waarna ze allemaal, zonder uitzondering, volstrekt onbewust in een slakkengang naar huis liepen. Dan ben ik nog niet echt overtuigd. Vervolgens maakt het blad gewag van een experiment uit 2008 waarin wetenschappers op een fmri-scan op basis van hersenactiviteit die al 10 seconden voordat iemand een beslissing nam te zien was, konden voorspellen of hij zou beslissen een knop links of een knop rechts in te drukken. Conclusie: de hersenen maken op eigen houtje beslissingen voor je, zonder dat jij daar iets vanaf weet.
Illusie van vrijheid
“De illusie van vrijheid schijnt krachtig te zijn. En ze is niet voor niets zo hardnekkig”, orakelt Psychologie, “De mens wordt gek of op zijn minst depressief als hij het besef tot zich laat doordringen dat hij geen invloed heeft op zijn leven. Dat alles al is voorgekookt, de kaarten zijn geschud, dat hij slechts danst aan de touwtjes van zijn voorgeprogrammeerde brein.”
Na het lezen van deze zin krijg ik het plotseling Spaans benauwd en mijn brein beslist alvast dat ik vannacht slaap met mijn bureaulampje aan, uit angst voor mijn voorgeprogrammeerde brein zelf, dat totaal absurde beslissingen zou kunnen maken, waarbij ‘ik’ niets in de pap te brokken heb. Ik stel me voor hoe ik straks al slaapwandelend, met een kaars in de hand door de gang struin, en de kamer binnenloop van ‘de vieze poetsman’ - mijn middeleeuws stinkende huisgenoot met rotte tandjes - me in het schijnsel van de kaars uitkleed, naast hem in bed kruip en hem de nacht van zijn vrijgezelle leven bezorg. De gedachte vervult me met afschuw en ik probeer hem uit te bannen, want stel je voor… ik moet het onberekenbare brein niet verzoeken.
Ellendjiig
Ellendig is het wel, of zoals mijn oma zou zeggen ‘ut is toch waal ellendjig’!: zijn wij mensen eeuwenlang de speelbal geweest van ‘het (nood)lot’ of bungelden we aan de touwtjes van de goden, God, Allah, Jaweh en kornuiten, en hadden onze denkers zich eindelijk, na veel gewik en geweeg, uit hun klauwen vrijgedacht, zijn we plotseling weer onderworpen aan de wil van de walnootvormige klomp neuronen en verbindingen in onze bovenkamer! En aan de wil van Psychologie-magazine natuurlijk, want het pleidooi voor onze onvrijheid past stiekem natuurlijk prima in haar dictatoriaal brainwashprogramma.
Toch sust de schrijfster in het artikel: we hebben in zekere zin wel een vrije wil, want ook ons ‘ik’ is onderdeel van ons brein: “U bent niet los te zien van uw hersenen: u bent alles! U bent uw genen, uw onbewuste, uw brein, de cellen waaruit uw brein is opgebouwd, de moleculen waaruit de cellen zijn opgebouwd. De beslissing die u neemt: “Nee, ik ga niet naar Stockholm” is voorgekookt door de geschiedenis van uw brein, met alles wat daarin aan informatie zit.”
Hmm, dan kan ik het nachtlampje beter uitlaten, associeer ik. In de geschiedenis van mijn walnoot is namelijk voorgeprogrammeerd dat ik doorgaans, wanneer ik het nachtlampje aanlaat, terecht kom in een halfslaap, in plaats van een echte slaap, en alleen in de halfslaap krijg ik soms vreemde gewaarwordingen: dan loopt er plotseling een muis over mijn borstkas, echt! Ik voel hem en ik hoor hem, maar die muis is er niet daadwerkelijk, niet als ik mijn ogen open tenminste.
Een keertje in mijn halfslaap hoorde ik een duif fluiten door het openstaande raam, en op hetzelfde moment voelde ik de sensatie van gefladder tussen mijn handen, die keurig onder de dekens lagen. Ik dacht dat ik bezoek had van de heilige geest, want ik sliep die ochtend in bed met een meisje waar ik jaren verliefd op was geweest: ‘zou de duif me dan willen vertellen dat ze toch ware is?’, dacht mijn onderbewuste toen.
Niet aan denken
‘Nou ja, ik kan dus beter met het nachtlampje uit slapen,’ bedacht ik, ‘om de kans op geslaapwandel, wat wellicht eerder voorkomt in de halfslaap, te verkleinen of uit te bannen.’ En zie je wel dat je een eerder genomen beslissing, weer kunt afblazen? Of is dit ook voorgekookt in mijn brein? En is het misschien ook voorgekookt dat ik nu dit schrijf? En nu dat? Zal ik er dan maar deze van maken?
Na een rustige nacht, sta ik ’s ochtends al even rustig op, waarna ik een kopje koffie drink, terwijl ik nog steeds rustig mijn blik op Psychologie Magazine laat vallen, dat ergens op de vloer ligt. En zo moet ik weer denken aan HET artikel. De schrik slaat me alweer om het hart en net als ik wil beginnen te piekeren, roept mijn brein ‘rustig!rustig!rustig!rustig’, niet aan denken! En zoals dat gaat bij het commando ‘niet aan denken’ begin ik er opslag over na te denken en later op mijn werk zelfs onophoudelijk te piekeren.
Prettig weekend
Ik noem mijn kassa bij het tankstation wel eens voor de grap ‘de moderne steen der wijzen’ als ik weer eens mensen aan het helpen ben, terwijl ik diep van binnen, allerlei stomme filosofietjes bedenk. Nu ik daar donderdag zo sta, neem ik alle (onbewuste) handelingen, gedachten en zelfs de zinnetjes die ik uitspreek tegen de klanten onder de loep. Want waarom doet mijn brein zoals het doet? Beslist het zoals het beslist? Waarom altijd met de rechterhand het powerpointpasje voor de scanner houden? Waarom altijd zo vriendelijk lachen? Meen ik dat wel? Misschien ben ik stiekem wel een hele erge trut, maar willen mijn hersenen mensen misleiden met geveinsde vriendelijkheid. En waarom beslist mijn brein als het de levering opruimt altijd dat het eerst de drank doet en dan pas de sigaretten? Ik besluit het allemaal anders te doen! Ik besluit nu in opstand te komen tegen die ellendige dictatuur van mijn hersenen! Ik besluit zelfs, rebels als ik ben, mensen vandaag een ‘prettig weekend’ te wensen (terwijl het nog helemaal geen weekend is) omdat ik dat normaal nooit doe. Mijn hele controle- en beheersmanie richt zich nu tegen mijn eigen brein. Tijdens mijn dienst zak ik steeds dieper weg in een moeras van twijfel – dit doen, of dat doen?, denk ik bij de kleinste beslissingen - en later zelfs vertwijfeling, wanhoop en radeloosheid! Tot ik het inzie: het is onbegonnen werk, het omverwerpen van een regime waarvan je zelf de dictator bent. Dus besluit ik me voor de rest van mijn dienst maar te verliezen in bespiegelingen over het thema ‘twijfel’, dat ik toevallig de laatste weken vaak tegenkwam in films en boeken. Al gauw komt mijn denkstroom in rustiger vaarwater.
Indecision
Ik ben een roman aan het lezen, Indecision heet het, over een jongen die lijdt aan ziekelijke twijfelzucht en besluiteloosheid. Er blijkt volgens de schrijver zelfs een naam te zijn voor deze conditie: abulia. Mensen die aan de ziekte lijden hebben er de grootste moeite mee een supermarkt binnen te lopen vanwege alle keuzemogelijkheden die je er hebt. Maar het aller-moeilijkst is het voor de lijder aan abulia, om keuzes te maken omtrent banen en liefdesobjecten.
Tijdens het lezen, moet ik af en toe denken aan een jongen waar mijn zus drie jaar lang verliefd op was. Waarschijnlijk leed de jongen aan Abulia. Hij kon maar niet besluiten of hij nu wel of niet iets met haar wilde. De eerste twee jaar had hij een vriendin. Hij werd voortdurend verscheurd door twijfel: haar dumpen en iets met mijn zus beginnen, of toch niet? Nachtelijks lag hij badend van het zweet wakker vanwege zijn twijfelzucht (hij sliep vast in een twijfelaar). De volgende ochtend stuurde hij mijn zus dan weer een mailtje ‘je bent de ware voor me, maar ik weet niet of ik verliefd op je ben.’ En zo sleepte het drama zich drie jaar lang voort, van ja, naar nee, naar misschien, naar of toch maar niet. Het is nooit wat geworden.
Twijfelaar
Lars is niet de enige in onze Verlichte westerse maatschappij die geregeerd wordt door twijfel en het onvermogen keuzes te maken. Twijfel is wellicht een uitwas van onze zelfverworven vrijheid, en eentje met twee gezichten. In een artikel ‘Twijfel is bitter als Alsem’ schrijft de schrijver ‘Twijfel is slechts dan het fundament van de menselijke waardigheid als zij overwonnen wordt’. De remedie en oplossing: ‘een beslissing nemen! De patiënt is niet langer met koortsige gedachten aan de bovenkamer gekluisterd. De beslissing deed pijn maar de besluiteloosheid was de hel.’ Het doet me denken aan mijn angstperiodes, mijn depressie, en de grande finale: de psychose. Wat werd ik verzwolgen door een draaikolk van twijfel. Twijfel aan ieder detail van mijn mensenbestaan: aan mijn persoon, mijn talent, mijn goedheid, mijn liefde en uiteindelijk aan de realiteit.
Doubt
In vroegere eeuwen riep de machtige kerk vaak beslist als ze was: de duivel zaait twijfel! Terwijl ze zichzelf krampachtig vasthield aan haar schijnzekerheden. Maar het is waar dat twijfel in zichzelf geen verlichting brengt, alleen maagpijn en kotsneigingen, in tegenstelling tot de uitkomst van de twijfel, die een euforisch vrijheidsgevoel geeft. Aan het eind van elke crisis maak ik een goede beslissing, waardoor de langspeelplaat die vastliep in een groef weer in een vrolijker maat verder draait. Soms wordt deze beslissing genomen door mijn hoofd en soms door mijn hart, oftewel mijn hormonen. Mijn eerste depressie eindigde toen ik verliefd werd, de tweede keer was het mijn brein dat me redde.
Een mooie film - over twijfel, de kerk en al haar zekerheden - met een toepasselijke titel is Doubt. Het is het verhaal over de middelbare school Saint Nicolas Church in het New York van de jaren ’60. De school wordt bestuurd door The sisters of charity met aan het hoofd de kille en ongenaakbare sister Aloysius, gespeeld door Meryl Streep. Als een roofvogel overziet ze vanuit haar rectorskamer het schoolplein, waar ze alle taferelen met argusogen gadeslaat. Rechtlijnig, en dus vooral zonder een greintje twijfel, leidt ze de school. Alles op Saint Nicolas verloopt volgens strakke, stoffige patronen die al eeuwen gelden en waarvan niet afgeweken mag worden, er mag zelfs niet met balpennen geschreven worden, en moderne transistorradio’s worden op slag geconfisqueerd. Maar het zijn de roerige jaren ‘60 en er loopt ook een progressieve pastoor rond, genaamd Flynn, die het regime van zuster Aloysius omver zou willen werpen.
Hij houdt een preek over twijfel. Aan de ene kant zijn er de gelukkige mensen, aan de andere kant de twijfelaars. Ook in de kerk is er de crisis tussen die eeuwenoude zekerheden uit de heilige schrift en de twijfel die gezaaid wordt. De pastoor besluit: Doubt is about as powerful as certainty, when you are lost, you are not alone.
Zuster Aloysius die het allemaal niet bevalt met deze pastoor, vermoedt dat hij het eerste zwarte jongetje dat op school rondloopt, seksueel heeft misbruikt. Ze is er absoluut zeker van, want twijfel bestaat in haar universum immers niet, daarbij boogt ze op haar absolute ‘mensenkennis.’ De hele film lang wordt de kijker heen en weer geslingerd tussen de verschillende partijen, maar een waarheid bestaat er niet, er rest slechts twijfel. Maar langzaam verschijnen de eerste haarscheurtjes in het ongenaakbare masker van de hoofdzuster, spoortjes twijfel sijpelen binnen.
Dat wordt mooi verbeeld in een scene met de moeder van het zwarte jongetje. De moeder roept zuster Aloysius toe dat de pastoor zelf moet weten wat hij met haar zoon uitvoert, hij is tenminste de enige op aard die vriendelijk en liefdevol tegen hem is, zijn enige vriend. Bovendien denkt ze dat haar zoontje anders geaard is dan de meeste mensen en dus wel zal genieten van het zogenaamde ‘misbruik’. De twijfel die dit bij de zuster oproept wordt mooi verbeeld door een soort idiot wind die plagend om haar hoofd cirkelt, herfstbladeren dwarrelen in een poëtisch ritme, als honderd roepende waarheden, rond de gestalte van de zuster en laten haar ontredderd achter.
En zo is het vaak ook in mijn hoofd, of ik nu depressief ben of niet, ik wordt ik wordt vaak geteisterd door een brainstorm aan herfstblaadjes die allemaal gezien willen worden, soms is het om gek van te worden, maar ja dat is voorgekookte vrijheid of abulia. En zo kom je de dag wel door, althans bij een tankstation!
Comments