Vandaag deelt dokter Daan haar opvoedkundige adviezen met jullie. Onlangs ging ik naar de Brouwschuur met een vriendin die ik een tijdje niet gezien had. Ze is moeder van drie (doorgaans) voorbeeldige kinderen. Ik kan het alle moeders aanbevelen een avond door te zakken met een kinderloze vriendin. Je krijgt hele nieuwe pedagogische inzichten. Na vier speciaal biertjes hikte ze: “Dit moet ik vaker doen!”
Intro voor Facebook:
In deze column deel ik mijn visie op het populaire fenomeen Positieve Opvoeding. Ik hoop dat jullie de ironie in dit verhaal begrijpen. De docent van mijn column-opleiding dacht dat ik écht een Spartaanse opvoeding heb gehad, compleet met mishandeling, lijfstraffen, waterboarding etcetera. Ze adviseerde mij dat moeilijke verleden maar eens verder van me af te schrijven… Niets is minder waar. Dus helaas geen bestseller over mijn moeilijke jeugd. Ik heb een super toffe pa. De meesten van jullie weten dat ik uit een bijzonder leuk, liefdevol en bovenal humorvol gezin kom (alleen snapt niet iedereen onze humor direct, kennelijk). Er zijn door de jaren heen al heel wat mensen geweest die nadrukkelijk gesolliciteerd hebben naar de functie van schoonzoon, schoondochter of foster parents kind binnen ons gezin. Het ging daarbij om het hele pakket, zeg maar. Mijn zus en ik inclusief pa en ma. Dat zegt toch wel iets…
Trouwens, toen ik deze avond aan kwam bij de Brouwschuur werd ik voor het eerst herkend door een fan. Hij stond achter de bar en zei: “Jij bent toch Danielle Stals. Ik vind jouw columns zo leuk!” “Mag ik vragen wie jij bent?,” vroeg ik verbaasd. “Ik ben Ger Renkens”, zei de fan. Mijn vriendin en ik kregen meteen een biertje van hem. Dat gaat er altijd in. Hij smaakte heerlijk Ger! En het levert uiteraard meteen een eervolle vermelding op.
Bij onze tweede toevallige ontmoeting vroeg Ger of ik een avondje wat met hem wil gaan drinken: hij gaat mij namelijk wegwijzer maken in de wereld van speciaal bier en vinyl. Mijn eerste fan krijgt natuurlijk een speciale behandeling. Binnenkort naar Richard’s Bar. Als er nog meer ‘groupies’ zijn die met dit idool op stap willen en die mij dan willen belonen voor mijn columns met 1, 2 of 3 speciaal biertjes, dan ben ik natuurlijk de beroerdste niet… Wees er wel op tijd bij. Het kan nu natuurlijk nog, maar als ik straks echt beroemd ben, gaat dat natuurlijk niet meer: zomaar op stap met fans. Je moet dan toch grenzen stellen.
Maar dit alles even terzijde.
Ik zat daar dus laatst met een vriendin aan een tafeltje bij de Brouwschuur:
En toen kwam ook het hoge woord eruit. Ze vertelde: “Laatst was ik met mijn oudste dochter op bezoek bij een vrouw die van beroep een soort kinderpsycholoog is. De kleine vond een pluche spin in de speelhoek. En…je weet dat ik een spinnenfobie heb.” Die ellendelingen weten natuurlijk feilloos je zwakke plek te vinden. Dus dochterlief rende op moeder af en drukte de spin – al oerwoudgeluiden uitstotend - zowat in haar gezicht. Moeder gilde het uit. “Niet doen!!!,” riep ze haar kind vermanend toe. En toen kwam het… De psycholoog greep in: “Je mag nooit ‘niet doen’ zeggen tegen je kind! Dat is negatief gesteld. Kinderen raken in de war van het woord NIET. Ze begrijpen het NIET en raken dan van streek. Dit past NIET binnen de huidige trend van positieve opvoeding. Je moet alles wat je zegt positief en liefdevol stellen.” Maar wat moet je dan doen? Je moet toch zeker grenzen stellen? Voor je het weet stopt dochterlief in een leeg groente-van-Hak-potje 25 spinnen en laat die bij wijze van prank los in het echtelijk bed. Niet grappig.
Mag hij nee
De volgende dag vertelde ik het verhaal tegen mijn moeder. Ze schoot in de lach. “Daan, zelfs Flynn (onze hond) begrijpt het woord ‘niet’. Als ik tegen Flynn zeg: “Mag hea niet” (vertaling: ‘mag hij niet’) dan stopt hij onmiddellijk met vervelen (vooral als hij daarbij ook nog een stuk worst toegeworpen krijgt). “Ja zei ik, ik heb Flynn zelfs het verschil geleerd tussen ‘Mag hea mee?’ (mag hij mee?) of ‘Mag hea nee?’ (vertaling: mag hij nee?). Bij ‘mag hea mee’ begint hij als een dolle te springen en te kwispelen, want dan wordt hij zo uitgelaten, bij ‘mag hea nee’ gaat hij hoofdschuddend door met waar hij mee bezig was. Hij kijkt me dan wel een beetje verwijtend aan. Hoezo begrijpt hij geen ontkenningen?
Niet niet
Thuis zocht ik eens wat dingen op over positieve opvoeding. Straffen mag niet meer. Je moet vriendelijk en beheerst vragen of je kind misschien liever iets anders wil gaan doen. Maar zo werkt dat toch niet? Ouders zijn toch ook mensen? Ze reageren met emoties. En kinderen moeten daarnaast toch ook een beetje weerbaar worden in de boze buitenwereld? Als ze niet eens het woord ‘niet’ kennen, wordt het moeilijk binnen de samenleving. En stel je voor: Als je koter op het punt staat het huis in de fik te steken, moet je toch zeker onmiddellijk ingrijpen? Je gaat toch niet eerst tien minuten afkoelen in een hoekje en dan rustig, beheerst en bovendien zoetgevooisd vragen of de tere kinderziel toch niet liever met de blokken wil spelen? Dat terwijl het huis inmiddels in lichterlaaie staat?
Ik wil hier een pleidooi houden voor de terugkeer van de roe en de zak. Ikzelf heb namelijk heel wat geleerd van de ‘lijfstraffen’ of althans de dreiging daarvan die ik vroeger ervoer. Ik was een gewetensvol kind en een uurtje in de hoek zorgde bij mij al voor diepe bespiegelingen en berouw.
Boze sint
Toen ik 6 jaar was gebeurde er iets wat veel indruk op mij maakte. Ik zat aan tafel te kleuren en mijn vader lag te slapen op de bank. De televisie stond aan: Sinterklaas was op de Belgische BRT. De sint was boos. Rood aangelopen raasde en tierde hij over al die verschrikkelijke onderkruipsels van kinderen. Daarbij spuwde hij een overvloed van speeksel in het rond. Ze moesten allemaal mee in de zak naar Spanje. Dat kon natuurlijk alleen op de Belgische Tv om 14u ’s middags. Mijn hart bonsde in mijn keel. De Sint liep steeds roder aan, de aders in zijn nek ontploften bijna. “Allez!”, riep hij op het toppunt van zijn woede met dat zware Vlaams accent. Hij balde zijn vuisten en zwaaide ermee: “Ik zal die kinderen ‘ns goe afranselen!!!!!” Ik stopte met kleuren en begon voorzichtig te beven. Hardop zei ik: “Oh jee, wat moet ik nu doen? De sint is zo boos en papa slaapt! Moet ik hem wakker maken?” Een straaltje plas droop langzaam langs de zitting van mijn stoel. Plots maakte papa een vreemd knorrend geluid, dat klonk als een hele vreemde snurk. Vervolgens hoestte hij om zijn geproest te verhullen. Hij stelde me daarna natuurlijk uitgebreid gerust – het was ook maar een nepsinterklaas, typisch Belgisch - maar hij heeft nog dagen stiekem lol om gehad om de zwarte humor op de Vlaamse Tv vertelde hij me later.
Op het schootje
Een week later gingen mijn vader en ik boodschappen doen bij de GB in Maaseik. Nietsvermoedend liepen we langs de vriesproducten. En daar zat hij. De Vlaamstalige sinterklaas. Mijn adem stokte. Ik verborg me behendig achter het been van mijn vader. Tevergeefs. Hij had me al gezien. “Allez!”, riep de sint. Hij maakte langzaam een ‘kom hier’-gebaar met zijn wijsvinger. “Komt gij maar eens bij Sint Nicolaas op hut schooooooooootje!” Daarbij kletste hij zich hard op zijn bovenbeen. Voor mijn geestesoog zag ik hoe sinterklaas mij over dat schootje heen legde en mij met die zelfde hand een flink pak slaag gaf. Mijn vader pakte mijn hand vast en stelde me wederom gerust, maar ik hoorde tegelijk wederom een licht proestend geluid van achter de hand die hij voor zijn mond hield. Was hij soms grieperig de laatste tijd?
Jullie begrijpen wel dat ik in het daarop volgende jaar des here 1987 een mierzoet kind ben geweest. Ik had echt het gevoel dat Sint en Piet, als waren zij God zelve, alles registreerden wat ik deed en zei. Alleen al de gedachte aan het pak rammel dat ik zou kunnen krijgen van die Vlaamse sint zorgde ervoor dat ik mij voortreffelijk gedroeg. Een beetje dreigen met een fikse lijfstraf of een paar dagen in the naughty corner levert zoete kinderen op. Wie zoet is krijgt lekkers. Wie stout is de roe.
Comments