- daniellestals
Absurdisme in het 'geestige' ziekenhuis
In dit interview (2009) blikt psychiater Detlef Petry met weemoed terug op zijn carrière vol bezieling: de hoogtepunten, de dieptepunten. Ook bekent hij zijn fascinatie voor ‘Het Absurde’ en onthult alvast enkele van zijn toekomstplannen.
Door Danielle Stals
“Kom, we gaan nog even bij de patiënten langs”, zegt psychiater Detlef Petry. We lopen door de lange gangen van de Maastrichtse inrichting Vijverdal. Aan de muren hangt kunst van psychiatrische patiënten. Enthousiaste bewoners groeten Petry. Links passeren we rookruimtes waar de rookslierten ons onbeschaamd tegemoet dampen, want dit is een van de zeldzame plekken waar de anti-tabaksterreur niet echt wil doordringen.

Buiten, aan de rand van het omvangrijke Vijverdalcomplex, liggen negen huisjes waar sinds 2003 de chronisch psychiatrische patiënten wonen. Ze waren vroeger veroordeeld tot afdeling G en H van het kolossale‘krankzinnigengesticht’, waarvan een deel tegen de vlakte is gegaan. Het was altijd Petry’s droom dat de chronici een menswaardiger leven zouden kunnen leiden in ‘echte’ huizen met luxe en meer zelfstandigheid. “Wat hadden ze dat verdiend”, verzucht hij, “de navelstreng is gelukkig eindelijk doorgeknipt!”
We gaan nu even langs de deuren van enkele hoofdrolspelers uit de veelbesproken documentaire Uitbehandeld maar nietOpgegeven (2004) die Nipkowschijfwinnaar Rob Hof maakte over Petry en zijn patiënten. Een film waarbij kijkers een doos tissues op schoot zetten om hun tranen te deppen: van het lachen en het huilen. In de kast in Detlef Petry’s werkkamer liggen stapels reacties van vakbroeders en ‘gewone’ mensen. De psychiater en zijn chronische patiënten werden televisiesterren. Mensen herkennen hen als ze in de rij staan bij de HEMA of op het Centraal Station. In maart 2008 herhaalde de NCRV de film en weer maakte hij veel tongen los. Inmiddels zijn er plannen om hem in het Engels te vertalen.
Ik maak eerst kennis met Jean-Marie. In de documentaire was te zien hoe hij een eigen liedje zong en zichzelf begeleidde op de piano. Ik ben een patiënt, p(sychi)atrisch patiënt’, over alle pilmomenten die zijn dagen in stukken hakken. Het wijsje klampt zich aan je vast. Je betrapt jezelf erop dat je het soms zingt tijdens een lange autorit, of onder de douche.
In Uitbehandeld maar niet Opgegeven speelde Jean-Marie de Sint tijdens het jaarlijkse sinterklaasfeest in Vijverdal. De oude goedheiligman baande zich met vastberaden turbotred een weg door het publiek - zijn baard hing scheef - en hij bezong zichzelf uit volle borst: ‘Sinterklaas is jarig, zet hem op de pot!” Jean-Marie leek soms niet zozeer geestesziek, eerder ‘geestig’-ziek.
Nu – zo’n zes jaar na de opnames– heeft hij nog steeds iets van een komiek. Midden in ons gesprek pakt hij Petry vast en zet een Duits liedje in. Petry valt in en ze maken er een dansje bij. Jean-Marie vertelt me: “Als Detlef straks met pensioen is dan gaan we samen naar Zwitserland. We gaan op bezoek bij mijn broer, die woont daar!” Petry knikt. Jean-Maries broer is kunstenaar. Hijzelf is ook een soort kunstenaar. Hij schildert veel. Zijn kleine kamertje staat vol met eigen werken en er schalt muziek uit de boxen van zijn stereo-installatie. Zelf speelt hij in de patiëntenband The Shrinketts.
We gaan een huisje verder, waar Marianne woont met een aantal andere bewoners. In Rob Hofs documentaire was te zien hoe ze geterroriseerd werd door stemmen. Hoe ze soms in haar wanhoop hartverscheurend om hulp schreeuwde. Anno 2009 is ze nog steeds doordrongen van haar waansysteem. Het is een broze situatie, een dagelijks gevecht. Maar ze redt zich heel goed. Ze is elke dag bezig met activiteiten. Marianne is dan wel niet zo creatief als Jean-Marie, maar ze onderhoudt met iedereen contacten en gaat mee met alle uitstapjes.
Marianne is vrolijk vandaag, en ze is zelfs een beetje creatief geweest. “Dag schattebout!”, roept ze als ze Petry ziet, “Wat leuk dat je langskomt! Kom even mee, ik heb net een verrassing voor je.” Op haar kamer pakt ze een hartje van klei, dat ze bij ‘de creatieve’ heeft gemaakt. “Voor jou…”, en ze kijkt Petry triomfantelijk aan “, je weet toch dat ik hartstikke gek op je ben!” Hij krijgt drie kussen op zijn wang. Vervolgens begint ze ook mij te knuffelen.
Buiten op een bankje zit een klein mannetje, met diepe denkrimpels in het voorhoofd. Hij lijkt verzonken in melancholiek gemijmer. Als hij Petry ziet, roept hij, “Dokter, dokter! Waar gaan we heen als we dood zijn?” “Naar de hemel, denk ik”, antwoordt hij. “Is dat net zo hoog als de sterren?” Petry werpt een blik op de grijze wolkenmassa.
“Hoger dan de sterren!”, besluit hij. “En de geest, waar blijft de geest?” vraagt het mannetje angstvallig. “Ook in de hemel misschien… als je maar hard genoeg gelooft!”
Als je maar hard genoeg ‘gelooft’, kun je in het leven ook veel bereiken. Want in deze korte impressie lijkt Vijverdal – in weerwil van alle schrikbeelden die mensen onbewust meedragen over psychiatrische inrichtingen - wel bijna the place to be. Je kunt je er op een druilerige woensdagmiddag zomaar verliezen in metafysische bespiegelingen, kunstenaar zijn en in een band spelen. Of ’s avonds in het schijnsel van de maan gedichten schrijven over de duistere hartstochten die je kwellen, die ook nog afgedrukt worden in poëziebundels of in het ‘blaadje’ van Vijverdal. En dan een psychiater die niet met koele afstandelijke blik recht door je ziel snijdt, maar die met zijn patiënten naar Zwitserland gaat, die met hen danst en zingt. En hartelijke patiënten die een volslagen vreemde spontaan om de nek vallen.
Maar natuurlijk is dit een utopisch beeld. Veel ontregelde geesten die hier huizen, worden nog steeds elke dag achtervolgd door hun waanbeelden. Vaak worden ze uiteen gereten door de ondraaglijke fictie waarin ze leven. Hun lijden is diep. Toch is er in Vijverdal, maar ook in andere inrichtingen een soort creatieve eruptie ontstaan. Dat ging echter niet vanzelf.
Romantische wetenschappers
Toen Petry zo’n dertig jaar geleden in Vijverdal begon, was het niet gebruikelijk dat er voor deze chronici nog toekomstperspectieven gecreëerd werden. Als gesprekstherapieën en medicatie niet aansloegen, heetten ze ‘uitbehandeld’. Er was aan deze patiënten geen eer meer te behalen. Petry vertelt in zijn spreekkamer: “Onze mensen waren toen totaal afgeschreven, er keken geen specialisten meer naar om. Ze hadden zelfs geen psychiater. Ze werden goed verpleegd, maar de verpleging vroeg zich af wat ze verder met hen aan moesten. Alleen maar te eten geven? Er was geen filosofie. ”
In de tijd dat Petry begon, was het vooral de biologische psychiatrie die het voor het zeggen had. Deze keek naar syndromen en ziektegeschiedenissen en stigmatiseerde mensen vaak tot hun ziektebeeld. Ze waren blind voor de sociale context. Petry was een aanhanger van de sociale psychiatrie, die in die tijd argwanend bekeken werd als een soort communistische afwijking. De sociaal-psychiaters waren wat meer ‘romantische wetenschappers’ die de patiënt met liefde en mededogen tegemoet traden. Ze keken minder naar de ziekte, maar juist naar de ‘mens’ achter de patiënt en geloofden in de mogelijkheden van deze zwakkeren in de samenleving. Ze kozen voor de weg van rehabilitatie: eerherstel. Petry: “Genezen konden we ze niet, maar we konden ze wel voor een deel helpen herstellen.”
Rehistorisering
In Vijverdal wierpen Petry en een team van ervaren verpleegkundigen, case-managers, zich op de rehistorisering. Ze gingen samen met de patiënt en zijn familie de levensgeschiedenis, die door de ziekte aan gruzelementen geslagen was, reconstrueren. Maatschappelijk werkers, stapten bijvoorbeeld met patiënten in de auto en reden naar de plekken die belangrijk voor ze waren voordat ze ziek werden. Terug naar de tijd waarin alles nog mogelijk leek. Ook de families betrokken ze dus bij dat proces. Petry: “De patiënt werd vroeger vaak buitengesloten door zijn naasten. De familie had de buik vol van de psychiatrie, die hen schuldgevoelens aanpraatte. Nu hoorden we de rampen en de trauma’s die zij te verwerken hadden.”
In het langzame en vaak moeizame proces van rehabilitatie en het reconstrueren van de levensgeschiedenis gaven ze de patiënten symbolisch hun ‘leven’ terug. Ze waren niet meer de vervleeslijking van schizofrenie, maar weer een volwaardig mens geworden. Door alles lang genoeg vol te houden werden de chronici uiteindelijk ‘ontmaskerd’. Het spook van de ziekte verliet hun gezichten en ze werden weer ‘medemensen’. Zo gingen ze weer dingen doen die ze niet meer konden, wilden of durfden. Jean-Marie, die ooit op het conservatorium zat, begon bijvoorbeeld weer te componeren en liedjes te schrijven.
Psychose: wartaal wordt taal
De rehabilitatie slaagt echter niet alleen door de concentratie op iemands biografie, ook de vaak traumatische psychose moet na jaren nog serieus genomen worden. In Vijverdal gaan ze daar soms onorthodox ver in. Petry is een ‘zenuwarts’ met fantasie. Hij stapt af en toe zelf met één been de waanwereld van zijn patiënten binnen, en de wartaal van de patiënt wordt taal.
Bert Boers hoorde al jarenlang de stem van God die in hoogsteigen persoon tegen hem sprak en hem de opdracht gaf in het klooster te gaan en hele werelddelen te bekeren. In de lente van 1984 trok Petry de stoute schoenen aan en ging samen met Boers naar het Benedictijnenklooster Benedictusberg in Mamelis. Boers vertelde zijn verhaal aan de vriendelijke abt en vroeg of deze ook de stem van God hoorde. De abt moest ontkennend antwoorden. Boers lachte: “Ik hoor lekker de stem van God en u niet!” De patiënt kon helaas niet toetreden tot de Orde, maar de abt adviseerde hem wel eens vaker mee te lopen met de pastor in Vijverdal.
Australie
En in Uitbehandeld maar niet Opgegeven kwam Jessie aan het woord. Ze was er van overtuigd dat ze stiekem geboren was in Australië en dat de mensen die haar opvoedden niet haar echte ouders waren. “Echt waar, ik heb het DNA laten testen en het klopt niet! Ik wil naar Sydney!” riep ze. Dag in dag uit droomt Jessie van haar ‘thuisland’, bevangen als ze is door het romantische gevoel van dort wo du nicht bist, ist das Glück. In Vijverdal denken ze met haar mee. Het was bijna een keer zo ver, dat ze een plek voor haar hadden in een inrichting in Sydney. Maar dat is helaas op het laatste moment niet doorgegaan.
Petry: “Een psychose is niet iets vreemds. Het is jouw leven. Dan kan ik niet zeggen ‘dat is een psychose, dus we praten nu over iets anders’. Ik probeer in de waanwereld door te dringen, me erin in te leven. Soms is dat moeilijk. Er zijn mensen die zitten in het heelal of in een ruimteschip. Ik laat dan zien dat ik het me heel goed kan voorstellen. Met Bert ging ik dus naar het klooster. Dat ligt voor de hand, maar niemand doet het echt. Dan zeggen mensen ‘Da’s gek, dat doen we niet!’ Nu hebben we het tenminste gedaan en Bert is daarna nooit meer in een crisissituatie gekomen. We praten met alle patiënten over de beleving en de ervaring van de psychose en we proberen het ook te duiden. Duiden helpt mensen. Je kan beter geen psychose hebben, ik zeg niet dat wanen of hallucinaties mooi zijn. Maar in hun leven heeft het een grote betekenis gekregen, vaak ook traumatisch. Als je het erover hebt, lucht dat mensen op.”
Rehabilitatie is nooit af
Rehabilitatie is nooit echt af. Het is een dagelijks proces met vallen en opstaan. En je redt het niet alleen met ‘lief zijn’, er moeten ook heel veel andere dingen gebeuren. In de huisjes aan de rand van Vijverdal hebben alle patiënten een persoonlijke begeleider of levensbegeleider die van alles met ze onderneemt en veel dagelijkse dingen regelt. Er zijn uitstapjes en familiebezoeken. In de jaren ‘90 werd Stichting Horizon opgericht: elke patiënt wordt begeleid door een vrijwilliger. Ze doen samen boodschappen of ze koken en gaan op stap. Ook zijn ze in Maastricht begonnen met het schrijven van ‘levensboeken’ samen met de patiënten en hun familie. Petry legt uit: “Het is een boekje of een klapper waar we in schrijven wat de patiënt doet en voelt en wat de familie wenst. De persoonlijke begeleider tekent alles op in gewone mensentaal en er kunnen ook foto’s of gedichten in. Ik schrijf er zelf ook in. Hoe ik hun lijden zie bijvoorbeeld.”
Maar is alles wat hier in Vijverdal gebeurt nu uitzonderlijk, of is de rehabilitatie ook in andere inrichtingen al ver gevorderd? “Ik ken zo’n beetje alle inrichtingen en op het gebied van de rehabilitatie zit het meestal goed. Maar het kan altijd beter. Er is bijna overal nog een verwaarloosde groep chronici, ook in Nederland,“ vertelt Petry. “Op andere plekken wordt er tegenwoordig ook aandacht besteed aan rehabilitatie: op opleidingen en congressen. En Uitbehandeld maar niet Opgegeven wordt ook op bijna alle opleidingen vertoond. Wat Vijverdal uitzonderlijk maakt, is dat hier al zo lang dezelfde mensen met de patiënten werken en dat ook de psychiater eraan meedoet. In het begin ging ik bijvoorbeeld soms met patiënten terug naar hun geboorteplaats. De psychiater gaat op stap, dag allemaal!”
Marktdoping en ontzieling in de zorg
Toch wordt deze bezielde man met zijn onorthodoxe aanpak door bepaalde vakbroeders met enige argwaan bekeken. Petry zucht. “De Nederlandse Vereniging van Psychiatrie negeert de rehabilitatie nog steeds. Het zijn de psychiaters uit de ‘biologische lijn’, die alles als een hersenziekte zien. In de profielschets van de medisch specialisten komt het woord ‘sociaal’ helemaal niet voor. Ze zitten zo vastgeklonken aan de protocollaire geneeskunde van ‘Diagnose Behandel Combinatie’ en alles moet ‘evidence-based’ zijn. Maar er bestaat helemaal geen ‘evidence-based’! Er zijn zoveel dingen niet bewezen voor onze mensen. Nee, wat wij hier doen, noemen we ‘experience based’: wij doen kwalitatief onderzoek, zijn descriptief en fenomenologisch bezig. En vooral met ‘de mens’. Maar in deze tijd is dat helaas moeilijk op de agenda te krijgen”
Volgens Petry is namelijk het allerergste wat de zorg de laatste jaren overkomen is, de ‘marktwerking’. Hij trekt er een vies gezicht bij. Een Duitser noemde het ‘marktdoping’. Dat kapitalistische denken lijkt wel bijna voort te komen uit een soort ‘patiëntenhaat’: de patiënt wordt letterlijk teruggebracht tot een product. En het kernstuk van de marktmaffia is het ‘elektronisch patiëntendossier’. Zat Petry vroeger nog wel eens met de patiënten aan de ontbijttafel, nu zit hij ’s morgensvroeg en ’s avondslaat op de computer te tikken. Vaak met de deur op slot. Een patiënt kwam eens zijn kamer binnen, zag hem zitten achter het toetsenbord met de papierberg op zijn bureau en zei: ‘Weet je wat, we gaan die paperassen verbranden op de brandstapel van Jeanne d’ Arc en dan smeren we hem. We moeten hier weg!’
Alles wat de zorgverlener doet, moet nu tot op de millimeter verantwoord worden en vooral ‘efficiënt’ zijn. Anders komt er geen geld. En de psychiater is teruggebracht tot de ouderwetse pillendokter die diagnoses stelt en recepten uitschrijft. Petry mag officieel maar tien minuten met zijn patiënten praten. Het walgelijkst vindt hij de Diagnose Behandel Combinatie. Want nu moet hij weer met de droge, fantasieloze DSM-IV bijbel gaan wapperen en mensen stigmatiseren tot een ziektebeeld. “Dit voelt als verraad”, zegt hij. “We hebben er hier juist jaren over gedaan om mensen te bevrijden van hun stigma’s en nu moet ik ze er ineens weer opplakken! Wij probeerden juist het levensprobleem van mensen te begrijpen en daar samen aan te werken. Nu moeten we plotseling gaan objectiveren!”
Petry maakt zich grote zorgen over de ontmenselijking in zijn vakgebied, en het einde van de dialoog. Hij noemt het ‘ontzieling’. Maar gelukkig is er een lichtpuntje. Er is onverwacht een ‘potje’ vrijgekomen, waardoor Petry in het laatste jaar dat hij hier werkt, wat meer uren kan doorbrengen met zijn chronici in de huisjes aan de rand van Vijverdal.
Pensioen
En hoe wil hij zijn leven gaan invullen als hij dadelijk definitief weggaat? Valt iemand die zo gepassioneerd met zijn werk bezig is niet in het alom gevreesde zwarte gat? “Als ik met pensioen ga, tref ik in ieder geval een bezoekregeling. Als je dertig jaar met patiënten omgaat, ontstaat er een soort vriendschap. Je kunt niet zo lang in hun buurt zijn en daarna ineens niet meer.” Hij kijkt naar een schilderij aan de wand dat een patiënt maakte en wijst erop. “En misschien is dat iets voor mijn oude dag: Kunst en Psychiatrie. Ik ben ook erg geïnteresseerd in het idee van Genie en Waanzin. Die overgangen zijn vaak zo minimaal. Onlangs heb ik zelf een kunstwerk gemaakt voor de tentoonstelling Loss of Control in het Duitse Herford. Die prachtige expositie ging vooral over outsiderkunst, de psychiatrische kunst waar ik zo van houd.”
Ook is er nog een derde boek op komst van Petry’s hand. Hij schreef al De Ontmaskering en Onderweg, beide over de psychiatrie en rehabilitatie. Nu is hij bezig met een werk met als thema ‘het absurde’. Petry: “Ik liet me ervoor inspireren door het essay De Mythe van Sisyphus van Albert Camus. Camus zegt: het leven is absurd. We worden geboren, we sterven en tussendoor hebben we een beetje bezigheidstherapie. We kunnen alles in het leven natuurwetenschappelijk verklaren, of we kunnen heel gelovig zijn om onze fundamentele eenzaamheid in te vullen. Maar één ding is zeker: we gaan allemaal dood. Dus eigenlijk is alles absurd.”
Hij neemt een slokje koffie en gaat verder: “En de oude mythe van Sisyphus die Camus aanhaalt, gaat ook op voor mensen in de zorg. Sisyphus is door de goden ertoe veroordeeld om elke dag een enorme steen boven op een grote berg te rollen. En elke dag rolt hij weer naar beneden, want de steen kan daar niet blijven liggen. Dat is ons lot. Absurd maar waar. Maar we moeten niet vertwijfelen, we moeten hem elke dag blijven rollen. Want als de steen naar beneden rolt, kunnen we uitrusten en nadenken over hoe het leven in elkaar zit. Als je echt doordrongen bent van het fenomeen absurditeit in het leven, dan helpt je dat.”
Auw, auw m'n hart
Als om het ‘absurde’ te illustreren, stormt er op dat moment een patiënt Petry’s spreekkamer binnen, jammerend en “Auw, auw!” roepend. Hij laat zich met theatrale expressie in een stoel vallen. “Auw! Auw! Dokter, mijn hart! Ze hebben me in mijn hart gestoken! Met een mes! Moet je kijken…” Hij stroopt zijn shirt op en wijst op zijn borstkas (de rechterkant overigens). Petry inspecteert de plek. “Ik zie niks…”, zegt hij rustig. Hij spreekt helende woorden. Lijkt wel bijna een wonderdokter, want de ‘wond’ is als bij toverslag genezen. In wedergekeerde rust wandelt de wonderbaarlijk genezene de kamer uit en gaat vrolijk een krantje zitten lezen in de rookruimte.
Zijn psychiatrische patiënten niet de vleesgeworden ‘absurditeit’? Petry: “Ja…ja, dat is ook zo. Het is eigenlijk te gek om los te lopen dat deze mensen zoiets hebben. Zo absurd. Je kunt van alles proberen: oorzaken, interpretaties, behandelmethodes. Maar echte antwoorden zijn er niet. Dus je zult met de absurditeit moeten blijven leven. Tenminste, als je eerlijk bent en deze mensen echt ‘ziet’. Want ze willen dat we elke dag de steen naar boven rollen.“
Maar is Petry niet bang dat de steen misschien beneden blijft liggen als hij weggaat? “Nee. We hebben hier een heel hecht team, en iedereen heeft dezelfde filosofie. Er zijn bijvoorbeeld verpleegkundigen die heel veel doen. Misschien doen ze het wel beter dan ik. En niemand is bezig met de vraag: waarom is iemand psychotisch, of welke genen zijn niet goed? We doen niks aan verklaring of analyse. Wij houden ons hier bezig met de mens en zijn eenzaamheid, die iedereen in zich heeft en altijd zal blijven houden, wat hij ook doet. Dat is de kern. Als je dat doet, dan heb je het te pakken…”