top of page

Rouw en de kracht van humor

  • daniellestals
  • 23 mrt 2022
  • 5 minuten om te lezen

Sinds een paar weken klus ik bij als cliniclown. Stop! Niet écht in clownspak, ik haat clowns, ik vind ze de grootste engerds in de wereld. Mijn angst grenst aan clownsfobie. Het is anders: ik treed op als een soort stand up comedian voor een vriendin van wie het leven momenteel één grote misère is. Meer dan vijf jaar terug verloor ze haar zus, twee jaar geleden haar vader en enkele weken geleden trof ze haar moeder dood aan in bed. Niet leuk. Understatement. Onlangs sprak ik mijn zus en ze zei: “Het is goed dat ze jou in haar leven heeft. Jij hebt namelijk een opwekkende energie”. Hierdoor kreeg ik een ingeving: dan word ik haar persoonlijke cliniclown! Een soort hofnar. Als aanvulling op al onze serieuze gesprekken, bedoel ik. Want ik neem haar leed natuurlijk heel serieus. Ik klus dus ook nog bij als Dokter Daan, volleerd psychoanalyticus en voor jullie ook in te huren (tegen riante betaling natuurlijk). Menig mens acht zichzelf een afgestudeerd psycholoog als een naaste met de dood in zijn maag zit. Ik ben natuurlijk gewoon een totale nitwit, maar ik doe mijn best. Op mijn manier. Met af en toe enige (zelf)spot. Het is goed bedoeld.





Galgenhumor

In mijn rol als cliniclown breng ik er af en toe wat galgenhumor in. Dan zeg ik plotseling: “Wat ben jij toch een geluksvogel! Je bent nu zomaar de trotse erfgenaam geworden van drie vette huizen. Ik zou het snel op Facebook zetten! Dan regent het likes!”


Intro voor facebook. Dit stuk heeft eigenlijk een hele serieuze boodschap. Vooral doorlezen op de website dus of gewoon op Facebook. Met illustratie van Rim Beckers. (Staat me toch enig zo’n clownsneus? Moet ik vaker doen!)


Als ik erover nadenk heb ik mijn rol van cliniclown en psycholoog door de jaren heen al geperfectioneerd. Het talent zat er altijd al in. Een vriendin van mij verloor in haar pubertijd haar vader. We waren nog zo jong. Ze had het er jaren heel moeilijk mee. Ik oefende toen al voor psychoanalyticus. We hadden hele mooie en tevens moeilijke gesprekken daarover die veel indruk op mij maakten. Over leven en dood, de pijn en de machteloosheid die het verlies meebrengt. Het waren hele diepe gesprekken voor kinderen van 14. Ik had ze nooit willen missen, want ze hebben me gevormd tot wie ik ben.


Soapactrice

Toen ze eindelijk een beetje kon dealen met de dood van haar vader besliste het lot dat haar broer verongelukte. Daar was ik ook heel erg van streek over. Ik begon me af te vragen in wat voor wrede wereld ik was beland. Het was op dat moment de meest schokkende dood die ik mee had gemaakt. Er volgden nog veel meer serieuze gesprekken. Ook ik heb die jongen goed gekend, wat het voor mij ook heel pijnlijk maakte. ‘Als ik de pijn van je schouders zou kunnen nemen, zou ik het doen,’ zei ik. Een cliché. Wat moet je anders zeggen? Mijn vriendin kwam in die tijd in contact met de in Engeland beroemde soapactrice Samantha Giles. Samantha runde in haar vrije tijd ook een spirituele praktijk en hielp haar bij haar rouwverwerking. “Ik heb een kaart gekregen van Samantha!”, riep ze rond kerst. Trots las ze voor. Er stond: ‘Merry christmas to you and your family!’ Dus ik keek haar niet-begrijpend aan en zei: ‘What family?!’ We hebben een kwartier in een deuk gelegen.


Dodenherdenking

Ik merkte dat deze humor een helend effect had. Dus ik dacht: dan weet ik nog een goeie. Ik belde haar op en zei: “Darling! Het is toch eigenlijk ironisch dat jij uitgerekend jarig bent met Dodenherdenking! Ik bel je op 4 mei om 20u voor twee minuten feestelijkheid!” Ieder jaar dreig ik dat te doen, en stuur ik ’s middags een grap, maar ik bel natuurlijk nooit echt om 20u. Ik vind de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog werkelijk het afgrijselijkste wat de mens heeft voortgebracht, en neem de Dodenherdenking en haar verleden dus heel serieus. Ik zou er zeker niet de spot mee willen drijven.


Soms werkt het wel relativerend voor mijn eigen ellende. De Holocaust. Toen ik zelf in 2006 in

een psychiatrische kliniek belandde dacht ik ‘Ik had ook in een concentratiekamp terecht kunnen komen en al mijn familie en vrienden vergast zien worden en dan zelf overleven. Hell!’ Misschien werkte de Holocaust voor die vriendin op een bepaalde manier ook relativerend, want ze heeft uiteindelijk haar afstudeerscriptie geschreven over Holocaust literatuur.


Slaughterhouse Five

De verbinding tussen de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog en de kracht van humor wordt ook gemaakt in het boek Slaughterhouse Five van Kurt Vonnegut. Dat las ik tijdens mijn studie. Ik vind het een van de beste boeken die ik gelezen heb. Het gaat met name over het bombardement van Dresden. Toen we het boek bespraken in het college zei ik: “Ik vind het een hilarisch boek!” Dat mocht ik niet zeggen van de docent, want het ging toch over hele serieuze zaken. Maar Vonnegut heeft het toch echt humoristisch bedoeld. Hij denkt: de werkelijkheid is zo absurd, waanzinnig en pijnlijk dat ik er alleen maar een totaal idioot komisch verhaal over kan schrijven. Zo is het ook bij mensen die veel ellende meemaken. De werkelijkheid is te absurd en tragisch om mee te dealen, laat staan te verwerken. Humor kan dan soms relativeren, als je daarvoor open staat.


Commissie

Serieuze boeken over de Holocaust kan ik trouwens zelf bijna niet lezen. Ik heb Primo Levi na 20 bladzijden weggelegd. Mijn maag keerde zich iets te vaak om. En ik heb ook maar twee afleveringen van de legendarische documentaireserie Shoah gekeken. Maar ik geloof wel heilig in de zwarte humor als relativerende uitlaatklep en ik blijk niet de enige te zijn.

Dit stuk publiceer ik namelijk met de volledige instemming van de vriendinnen die er in voorkomen. Ik heb het dus eerst aan een commissie van rouwenden voorgelegd, want stel dat ik iets doms of kwetsends zeg? Ze vonden het een mooi verhaal en appten onafhankelijk van elkaar: “ja, die humor helpt echt!” Een andere vriendin die pas haar vader verloor appte: “het verdriet is zo groot dat je humor nodig hebt, anders trek je het helemaal niet!”


‘Je bent jong en je rouwt wat’

Onlangs las ik het boek “Je bent jong en je rouwt wat” van Lisanne van Sadelhoff, om eens te kijken of ik het goed doe als cliniclown. Of ik mijn act nog wat kan perfectioneren. Echt een aanrader voor iedereen in mijn generatie die met rouw te maken heeft. Lisanne schrijft dit boek over de dood van haar moeder. Hoe moet je rouwen als millenial in een wereld van Facebook en Instagram waarin iedereen onophoudelijk zijn perfecte leven illustreert? Iedereen wil overal meteen een praktische oplossing voor. Maar dat kan in dit geval niet. Feestjes helpen niet, cafés niet, vertier in het algemeen niet. ‘Feestjes zijn zwaar overrated’, zegt ze stellig, ze versterken slechts haar eenzaamheid. Eigenlijk is er heel veel oppervlakkig vermaak overrated, zo blijkt als ze moet dealen met de rouw.


Ze is eigenlijk over het algemeen een optimist die alles uit het leven wil halen. De dood van haar moeder maakt haar bijna kapot. Op de achterflap staat dat ze eerst dacht: ‘Er is vast wel een handboek met een helder stappenplan waardoor ik rouwen snel van mijn to-do-list kan schrappen. Guess what? Dat was er niet!’ En ja, we zijn tegenwoordig geobsedeerd door positiviteit. Ze moet toch leren leven met de diepe pijn van gemis, een pijn die van alle generaties en tijden is, en die maar heel moeilijk in ons hyperpositieve leven past. Er gaat heel veel tijd overheen en het stopt nooit echt. Ik denk dat het schrijven haar wel geholpen heeft en dat haar schrijven op zijn beurt andere mensen helpt. Het leuke is dat zij de zwarte humor ook promoot als uitlaatklep. Conclusie: ik doe het dus best wel aardig als cliniclown, binnen al mijn zalige onwetendheid. Ik heb het boek aangeraden aan mijn vriendin die net haar zus, vader en moeder verloren is. Ik hoop dat het haar een beetje helpt.


 
 
 

Comments


bottom of page